Historie
Johan Maurits liet zijn imposante woonhuis bouwen op een prominente plek: midden in het hart van Den Haag. De bouw vond plaats toen hij in Brazilië verbleef. Waar hij namens de West-Indische Compagnie gouverneur van de Hollandse kolonie was. Toen hij in 1644 terugkeerde naar Nederland nam hij zijn intrek in het Mauritshuis.
Het Noodlot
Na de dood van Johan Maurits werd het Mauritshuis in gebruik genomen als gastenverblijf van de Staten Generaal. Tot het noodloot in 1704 toeslag: kort voor Kerstmis veroorzaakte een dronken bediende een verwoestende brand.
Omdat de Hofvijver bevroren was, ging blussen moeilijk. Aan het eind van de brand stond alleen de zwartgeblakerde buitenmuur nog overeind. Gelukkig werd snel besloten tot renovatie. Tussen 1708 en 1718 is hard gewerkt aan de wederopbouw.
Het Rariteitenkabinet
In 1822 werd het Mauritshuis een museum, met als volledige naam het ‘Koninklijk Kabinet van Schilderijen Mauritshuis’. Het Koninklijk Kabinet leek in die tijd in niks op het museum dat het vandaag is, want meer dan de helft van het gebouw werd in die tijd in beslag genomen door het Koninklijk Kabinet van Zeldzaamheden: het rariteitenkabinet.
Vermeer, Fabritius, Potter en Rembrandt van Rijn.
In 1875 kwam het hele Mauritshuis vrij voor de van oorsprong koninklijke schilderijenverzameling. Tot de vaste collectie behoren onder meer Vermeers ‘Meisje met de parel’, ‘Het puttertje’ van Fabritius, ‘De stier’ van Potter en ‘De anatomische les van dr. Nicolaes Tulp’ van Rembrandt van Rijn. Deze meesterwerken zijn elke dag te zien in de intieme museumzalen van het zeventiende-eeuwse monument.
WIST JE DAT…
Het Mauritshuis wordt soms ook wel spottend het Suikerpaleis genoemd. Daarmee wordt niet alleen verwezen naar de lichtgekleurde natuurstenen gevels, maar ook naar de herkomst van Johan Maurits’ inkomsten. Maurits verdiende in Brazilië namelijk veel geld met de (omstreden) handel in rietsuiker.
Ontwerp
Johan Maurits liet zijn stadspaleis ontwerpen door de beroemde architect Jacob van Campen en zijn assistent Pieter Post. Die laatste was verantwoordelijk voor de bouw.
Van Campen koos voor een ontwerp volgens het Hollands classicisme. Deze bouwstijl kenmerkt zich door de toepassing van elementen uit de klassieke bouwkunst, zoals zuilen, kapitelen, kroonlijsten en timpanen. Omdat het gebouw vrij staat, komt de symmetrie van de vier indrukwekkende natuurstenen gevels goed tot zijn recht.
Van Campen is waarschijnlijk het meest bekend als architect van het stadhuis van Amsterdam (het huidige Paleis op de Dam).
TIP: Vanaf 2014 is het museum door een ondergrondse gang verbonden met de Sociëteit De Witte aan de overkant van de straat. Het museum heeft er zo flink ruimte bij gekregen.